J. Greshoff
aan
Menno ter Braak

13 februari 1932

13-2-32

 

Beste Ter Braak,

Hartelijk dank voor je brief die mij veel plezier deed. Ik ben iemand die niet veel fidutie in zich zelf heeft en die daarom zoo nu en dan eens moet merken dat een ander het met hem ééns is.

Wat betreft de quaestie van het ‘bon genre’, deze is m.i. gemakkelijk op te lossen. Door natuurlijke aanleg, neiging, opvoeding, cultuur, milieu ontstaan er in kleine groepen ongeveer dezelfde opvattingen. Wat jij en Eddy en ik en nog 10 anderen le bon genre noemen, omdat het òns genre is, noemen Donker, Coster, A.M. de Jong, Borel, le mauvais genre. En hun bon genre is òns mauvais genre! Voor groepen wordt nu de zelfde vraag gesteld als voor loslopende lezers: wie heeft, absoluut, gelijk. Eddy of Coster? De Peronianen of Costerianen?

Als jij dus een vent ontmoet die je genre blijkt te deelen, dan kun je daar uit afleiden dat het iemand is van ongeveer dezelfde structuur, die onder analoge omstandigheden een vrijwel gelijke ontwikkeling heeft door gemaakt.

Met zich duidelijk te maken dat men een genre heeft, dat men natuurlijk le bon genre noemt, kiest men partij voor een Type van mensch.

Hieruit volgt weer m.i. dat alléén de vrindjescritiek (waarop de stommelingen schelden, natúúrlijk!) eenige waarde heeft, omdat alléén de menschen in het zelfde type éénige kans hebben een béétje van elkaar te begrijpen.

Neem mee de antithese du P. - Coster. Coster snapt niets van Eddy. Eddy niets van Coster. Zijn boek over C., dat ik zéér, zéér zéér op prijs stel is een hartstochtelijk pamflet, een radicale afwijzing, een intellectueele uiteenzetting alles wat je wil, maar daarbij een bewijs dat het type du P. (Godlof) onmachtig is om het type Coster te doordringen, tot zich zelf te maken (tijdelijk). Zoo'n boek is heerlijk voor ons, omdat ons arsenaal er weer rijker door voorzien wordt. Maar het zal nooit een man van het type C. tot een man van het type P. maken. Hoogstens zal een man die zich zelf ten onrechte tot het type C rekende zich van zijn dwalerij bewust worden na de lezing van Eddy's stuk.

Die comm. opinio is dus het natuurlijk en onvermijdelijk gevolg van gemoeds- en geestesverwantschappen. De smaakovereenkomsten zijn de tekenen waaraan de broeders elkaar herkennen.

Wij vinden ons ‘genre’ beter dan het ‘genre’ van Veterman. Maar dat is eigenlijk even gek als het omgekeerde, en even gek als de mijnheer die zich verheven waant omdat hij Paul Faldère leest.

Het is dus niet voor of tegen een mensch, geloof ik: het is met eenige menschen, met voorbij gaan van vele anderen.

Ik por Van Voorne dagelijks, maar hij is vadsig. Hij beloofde mij Maandag zijn copy per expresse te zenden naar de Wijnhaven, hetgeen hem als geheelonthouder zwaar valt.

Met hart. dank en vriendsch. gr.

tt. Gr.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie