Menno ter Braak
aan
J. Greshoff
Den Haag, 6 mei 1937
Den Haag, 6 Mei 37
Beste Jan
Hartelijk dank voor de vele bescheiden, die je me zond! Wij kwamen in allerbesten welstand thuis, en hadden betrekkelijk weinig last van de dronken loeders, die godenzonen worgen en tot tijdverdrijf voetballen. De conversatie bestreek inderdaad nog den Grootmeester van het Vrangisme, maar nu hebben we over hem in vier dagen niet meer gesproken. Ik heb toch zoo'n gevoel, dat deze ontmoeting een noodzakelijke schoonmaak is geweest. Maar afgezien van dat: wij vonden het weer heerlijk in jullie huis.
Bad news voor mij: wegens papiernood kan mijn boek nog niet verschijnen! Er schijnt zooveel papier voor de cellulose en bij de bewapening gebruikt te worden, dat Zijlstra al veertien dagen zonder zit en het niet kan krijgen ook. Dat is prettig; het vergalde een dag mijn stemming, vooral omdat ik niet weet, wanneer dat papier er dan eindelijk wèl zal zijn!
Wat je vraag betreft, die mij als uitgesproken niet-poëziekenner zeer vereert: ik zou aan je verlangen om een inleiding natuurlijk willen voldoen, maar ik kan het toch niet beter dan Bloem of Simon, in dit geval? Schrijf me over dit onderwerp nog eens nader, want ik vond beide inleidingen in hun soort goed, en zou liever niet als het vijfde wiel aan den wagen fungeeren. Heusch, poëzie, zelfs die van jou, waarvan ik oprecht houd, is mijn fort niet. Ik bedoel: om erover te schrijven!
Ik heb deze week geprobeerd Het Bezegeld Hart van Engelman te lezen; het lukt me eenvoudig niet, het ‘words, words’ verdringt iedere geleerde beschouwing. Dat zou nu bij jou precies niet het geval zijn, maar toch: ik heb geen aanleg voor poëzie-criticus. Het zou dus niets dan ‘levenscritiek’ worden...
Dat Beerenlied à la Piet Hein is werkelijk het toppunt van prolurkerige reclame, waarmee Gulbransson overigens duidelijk geklasseerd is. Dat zoo'n Stok geen schaamte heeft overgehouden, verbaast mij toch altijd weer, zelfs bij een zakenman.
De lezing over Arthur v.S. zou ik zeker wel willen uitwerken; maar de tijd! Misschien is het iets voor mijn vacantie. In ieder geval heb ik de aanteekeningen hier. Alleen: evenals bij de inleiding voor je gedichten rijst hier bij mij de vraag, of mijn bijdrage tot de kennis van v.S. werkelijk zoo onmisbaar is. Ik word steeds sceptischer.
De avond met Bolle Ton de Soep was een daverend succes. De Soep at en (vooral) dronk bij ons, met brabantsche eetlust en galanterie voor de dames, die hij ‘hofierte’. Daarna pleitte hij voor de boekdrukkunst als Borromeus de Greeve; hij is een uitmuntend spreker, maar spreekt zonder eenig ‘geweten’, als een pater. Overigens is hij ten stelligste van plan over Poirters te schrijven, en hij heeft mij gezegd, dat je op hem rekenen kunt. - Na afloop was er een souper met den Haagschen boekhandel, dat mijn allerergste vermoedens over het beschavingspeil van deze menschen nog grondig beschaamd heeft. Het was grotesk van zotheid, maar het idee, dat wij aan deze heidenen zijn overgeleverd, is niet bepaald pleizierig. En dan was de spijs matig en de wijn karig toegemeten. Honorarium heb ik voor geen cent gehad, want ik heb geen condities gemaakt. Wat moet ik nu doen? Toon kreeg ƒ40!
Hierbij in dank de brief van Eddy terug. Hij zit nu dus al op Bali of dienomtrent. Het gedicht, dat ik vandaag kreeg, lijkt mij merkwaardig; ik mag dien toon wel, maar... ik moet eerst het vervolg zien, want dit is te zeer introductie alleen.
Gisteren den Hemelvaartsdag besteed aan Green Pastures. Ik wil een actie ontketenen om het verbod ongedaan te maken. Het is toch al te gek!
Veel rust en herstel van krachten te Brugge! Laat vandaar iets hooren, desnoods postkaartelijk.
veel hartelijks, ook v.h.t.h.
je
Menno
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum