Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

19 oktober 1939

19 Oct. '39

 

Beste Jan,

Het seizoen heeft, ondanks de oorlog, de afgeloopen dagen weer met de noodige onbescheidenheid beslag op mijn tijd gelegd, zoodat ik eenige dagen niet tot briefschrijven kwam. Inmiddels, na mijn vorigen brief, kreeg ik hier van jou nog brieven van 21 Sept. en 26 Sept., een kaart van 24 Sept. en toen opeens nog een brief van... 5 Sept.! Waar deze zoolang gebleven is, weet ik niet, want daarna kreeg ik al veel ‘verschere’ van je! De zaak loopt dus nog zeer ongeregeld, maar blijkbaar komt er zoo nu en dan toch iets over.

Wij zijn nog steeds buiten den oorlog, maar voor hoelang? De situatie wordt er niet gunstiger op, nu Polen geliquideerd is en het Moffendom wel tot elken prijs zal probeeren in het Westen door te breken. Wij zijn pas aan het voorspel bezig; hebben overigens nog genoeg te eten, zoo nu en dan eens distributie, maar niet van beteekenis. De mobilisatie is al een feit geworden, waar wij aan gewoon zijn geworden; maar van werk op langer termijn komt, wat mij betreft, niets. Ik kan zooiets niet in overeenstemming brengen met het feit, dat anderen voor ons bezig zijn ‘to make the world safe for democracy’; dus tracht ik op de korte baan te schrijven, wat mij het best met die taak te vereenigen lijkt. Voor Gr. Ned. Nov. over het boek van De Kadt, dat ik je kan recommandeeren.

Eddy en Bep hebben in Bergen gelogeerd, waar Bep nog is; E. logeert nu in A'dam en Delft in het Multatuli-museum, waar hij alweer stukken over Lebak schijnt te hebben opgediept. Vermoedelijk zal hij a.s. week bij ons komen, Bep en Alijntje wat later.

Ik zond je Vad. art. over Van Wijk Louw (2 ex.) en ‘De Zeven Tuinen’. Het laatste lijkt mij een van de zwakste boeken van A.v. S. Een soort versobering, die op een ontbinding van den vorm als bij Gorter zou kunnen uitloopen.

Adriaan, emotioneel als altijd, is den laatsten tijd in hevig contact met een Amerikaansche, hier door den oorlog gestrand, geheeten Elvira, 23 jaar en zeer intelligent, dochter van een worker, studente Oostersche kunstgeschied, New-York. Hij is weg van haar, maar ik hoop voor hem, dat hij haar niet hier houdt, hoe aardig zij ook is, aangezien hij naast haar nog den indruk maakt van een baby. Hij heeft het hart op de tong, de goede jongen, maar is nog in het enthousiaste stadium, terwijl de dame in quaestie mij heel wat meer ‘mans’ lijkt, ook intellectueel. Het zou me verbazen, als zij dat zelf ook niet inzag en toch maar bij de eerste gelegenheid naar Amerika terug ging. Maar wat is tegenwoordig eerste gelegenheid?! Ik trachtte laatst in mijn zeer berispelijk Engelsch met haar te converseeren en bevond haar zeer snugger, maar... Amerikaansch. In dat land zou ik toch ook slechts met moeite acclimatiseeren. Wij zijn, of wij willen of niet, onherroepelijk Europeanen; aangezien wij echter niet energiek genoeg meer zijn voor de macht, zullen wij gekoloniseerd moeten worden; dan in godsnaam maar door Amerika en niet door de Knoeten uit Westfalen.

De debuutbundel, waarvan je brief 21 Sept. spreekt, is er nog niet. Voor de V.Bl. natuurlijk te overwegen!

Je voorkeur voor 1900 kan ik me levendig begrijpen, ik had datzelfde heimwee, terwijl ik het stuk van Nieuwenhuis over ‘tempo doeloe’ las in Gr. Ned. Maar het is vrijwel onmogelijk, hier midden in de actualiteit, om daar lang bij te volharden. Iedere morgen en iedere avond brengt een krant met ‘verrassingen’; wij zitten te springen op nederlagen van het Hitlerdom, maar die heeren zijn niet voor de poes, torpedeeren de Royal Oak en brallen dan natuurlijk weer. Mijn vertaling van Rauschning is een phaenomenaal boekhandelsucces; de derde druk is al in zee, ik (d.w.z. ik in commissie voor R.) heb blijkens het boekenlijstje van de maand in de H.P. zelfs Ina Boudier getorpedeerd; na de... Camera (jubileum) was Rauschning de meest verkochte man van September! Ik heb dus een christelijk werk gedaan door mijn zomermiddagen aan dit werk te wijden.

Jany komt hier Zaterdag logeeren; ik zag hem nog niet na den oorlog. (Het is gek, dat wij nu niet meer over ‘den’ oorlog kunnen spreken, niet meer over ‘vooroorlogsch’, zonder ernstig misverstand te wekken! 1914 - 1918 heeft een broertje gekregen.)

Heb je eigenlijk Van den Heever al eens gezien? Je laat je zeer gunstig over den man uit; is hij een soort Ritter van Afrika?

Wij zijn verder gezond, ook Adrianus en Jaffa zijn wel en levendig, alleen nog steeds periodiek met vlooien beladen. Wim wordt door anonieme briefkaarten en brieven vervolgd, waarin hem o.m. hoereeren wordt verweten; de persoon is nog niet door de politie opgespoord, maar hij blijft er kalm bij, hoewel hij ook jenever en levensmiddelen thuisbezorgd krijgt, die door deze persoon, met de rekening, aan hem worden geadresseerd!

Tot nader! Veel handen voor allen, ook van Ant,

je Menno

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie