J. Greshoff
aan
Menno ter Braak

[Kaapstad], 16 november 1939

16 November '39

 

Beste Menno,

Gisteren verscheen je stuk in De Brandwacht (zou dat blad in Frankrijk ‘Le Pompier’ heeten?) en ik haast me het je toe te zenden. Hierbij een uitknipsel, het volledige nummer verzend ik per gewone post en aangetekend. Ik heb altijd schik in deze wijze van illustreeren: men neme eenige willekeurige portretten en plaatse die op een willekeurige plaats!!! Ik verzond aan graaf van Rantwijk het eerste hoofdstuk van Catrijntje Afrika, ten einde dit in GN te publiceeren, mede om der wille van de smeer, want van Het Hollandsche Weekblad nog steeds boeh noch bah, laat staan spie! Ik hoop van ganscher harte, dat de lezing van het stukje je vermaak schenkt. Het eenige wat ik zeggen kan, is dat ik het met genoegen vervaardigd heb. Het is de inleiding, welke dient om de titel te verklaren. Ik pruts nu aan het tweede hoofdstuk, dat de atmosfeer van mijn vertrek moet vasthouden.

Heb je ooit iets gezien wat zoo langzaam gaat als schrijven? Je zou zoo'n boek inééns klaar willen hebben en weer aan een nieuw beginnen! Maar, ik althans, moet iedere bladzijde overschrijven en nogeens overschrijven. Ik ben na mijn laatste brief nogal druk bezig geweest, hetgeen altijd een goed teeken is. De kranten brengen nu heelemáál geen nieuws meer. De heeren die geen heeren bennen, schijnen 'm in hun berlijn te knijpen en zoeken wanhopig naar een uitweg. Ik ben doodsbang voor de voorspellingen, waar iedere idioot zich aan waagt; ik heb alleen maar zoo'n redeloos gevoel, dat het niet èrg lang zal duren voor die rotzooi in elkaar stort. Het beste lijkt het mij dat hittelaar door de generaals doodgeschoten wordt. Wat wonderlijk, vroeger beschouwden we een regeering van vechtjassen als het èrgste wat een volk kon overkomen en nu zou het voor de moffen een uitkomst zijn! Ik heb juist aan A. van R. eenige inlichtingen betreffende de knaap Salden gevraagd omdat ik nooit iets over hem verneem. Ik zie hier wel eens een enkele keer de schoonzoon van Blankestein, Bijl, die lange jaren bij Piet Zwart gewerkt heeft en zéér goed te spreken is over de ondervonden behandeling. Tegen Hollanders durft dat heer dus blijkbaar niet op, alleen tegen weerlooze uitgewekenen. Die dochter van Van Bl.; dus mevrouw Bijl, is bijzonder aardig, tegelijk lief en pittig. Ze hebben het méér dan moeilijk. Hij is reclameteekenaar, maar heeft weinig of niets te doen en zij is boekhoudster bij een groote antiquair. Ze hebben een kind. Ik begrijp niet dat Van Bl. die misschien niet rijk is, maar toch zeker ruim zijn brood verdient die alleraardigste jongemenschen niet wat helpt.

Vrijdagavond hebben we met Van Wijk Louw en zijn Truida in de stad gegeten en daar heeft hij mij heerlijke verhalen over oude boerenzonderlingen zitten vertellen, o.a. van een oom die (na uit het onderwijs verwijderd te zijn omdat hij de sexueele voorlichting (waar men hier sterk aan doet, óók op school) te drastisch opvatte), zich al jaren bezighoudt en daar veel over spreekt en schrijft: of de hemel vierkant dan wel cylindrisch is. De naam Truida brengt mij op onze Truida. Hoe gaat het daarmede en met zwager Victor? Nog immer in Brussel? Het is een zegen van de Afstand, dat het zooveel dingen vervaagt, zooveel oude ergenissen oplost! Ik kan je verzekeren, dat er een oogenblik is geweest, dat ik die Varangot verafschuwde! Ik kan mij dat nu nauwelijks meer voorstellen! En ik denk zonder een zweem van boosheid of ergernis aan hem. Eerder met een zekere licht-ironische verteedering. Dat komt omdat wanneer je verweg bent alles uit het verleden, ook het minder mooie en minder aangename, een bekoring krijgt. Men doet, als men ernaar terug verlangt, geen keuze uit het verleden, maar men hunkert er naar en bloc. En daar profiteert, zonder het te vermoeden (en dat is maar beter ook!) onze Victor van. Is ZEd nog steeds principieel werkeloos?

Van de oude chef van Nijlen ontving ik het heugelijke bericht, dat hij eindelijk het nare huis, waar hij zoolang hokte, verlaten heeft en een nieuwe gerieflijke woning heeft betrokken: 436 Chaussée d'Alsemberg Uccle-Brux. Noteer het, je kunt het noodig hebben. Verder berichten van Stols en Van Kampen, die beide in de loopgraven vertoeven en beide in Brabant. Ik ben benieuwd naar een ex. Steenen voor Brood. Ik heb Van Kampen gevraagd je dadelijk een geb. ex. te doen toekomen. Wat wonderlijk, dat ik nog niets van Edje Depròn gehoord heb! Ik zal hem morgen eens een lange brief schrijven. Ik stuur die dan maar naar jou, daar ik het adres van de familie Simons te Amsterdam niet ken. Het hindert mij zéér, dat ik sedert mijn vertrek taal noch teeken van Bob Nijkerk ontvangen heb, in weerwil van al mijn brieven. Overigens heb ik niet te klagen over HH Correspondenten! Maar niet ieder verstaat de kunst in brieven ook iets te zeggen. De volste brieven zijn die van jou en van Esser. Mijn schoonzusje Riem schrijft bladzijden met niets! Stuur maar gauw weer een stuk aan De Brandwacht! Je moet er namelijk rekening meehouden, dat deze weekbladen hier DRIE weken vóór het verschijnen reeds geheel opgemaakt worden. Een stukje over Speenhoff, dat 21 Oct. verschijnt MOEST ik voor 1 Oct. inleveren. Wanneer dus je kopij binnenkomt, duurt het (wanneer ze die direct naar de zetterij geven) altijd nog ten minste drie weken voor het verschijnen kan. Het zou aanbeveling verdienen twee artikelen te zenden en er dan altijd één vóór te blijven door geregelde bijlevering. Ze zitten krap met papier en hebben alle medewerkers verzocht iets korter te werken. Ze geven 32 blz minder! Van Maurice R. heeft er pas één stuk in gestaan. Nu, beste lieden, heel veel liefs handen van ons allen. Geheel je Jan.

 

1. Vooral principieele quaesties met verwijzing naar de actualiteit b.v. Herleving van de historische roman (Vestdijk, van Wessem, Pillecyn, vd Werfhorst. Nine v.d. Schaaf wat dat betekent (vluchtuit de werkelijkheid etc.). Kan zeer kritisch zijn zoo noodig. Verschil tusschen de oude en de nieuwe hist. roman (V. Lennep en Vestdijk!) of en nog liever Toussaint-Couperus-Vestdijk!

 

2. Verder een artikel over A.v. Schendel of zelfs twee.

 

3. Principieel art. over kritiek, de angst ervoor en de noodzakelijkheid ervan. Zoowel litt. als levens kritiek. (uitgaande van een verschijnsel als de brief Speenhoff: men weet niet meer wat kritiek is omdat men zich in persoonlijkheden verloren heeft.)

 

4. De betekenis van het geschrift in het algemeen,

a.de rol van het geschrift in onze nieuwere litt.
b.(De N-Gids, De Beweging, de Vrije Bladen, Forum: liefst niet onze pers. herinneringen.
c.de tegenw geschriften [onleesbaar] gerangschikt: Gids, Stem, GN, Werk etc.

Zulke half academische half actuele vertogen gaan er in als koek en... zijn heel noodig.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie