Menno ter Braak
aan
J.B.M. Stolte
Rotterdam, 10 september 1929
R'dam, 10 Sept. '29
Mijn liefste Hanneke,
Ik begrijp niet, dat je bij het schrijven van je laatste brief de mijne naar Mayburg nog niet had gekregen? Die heeft er dan toch wel lang over gedaan. In ieder geval heb je nu natuurlijk mijn beide brieven wel gekregen, ook de laatste uit Tiel. Sedert die zit ik al weer op het Lyceum en nu heb ik mijn zwaarste dagen voor deze week al weer achter de rug. Het blijft me best bevallen (afkloppen!); alleen is het vermoeiend natuurlijk, want na deze twee dagen voel ik mijn ketl. Toch schrijf ik je vanavond nog even, omdat ik morgenmiddag voor ‘Erts’ - naar Amsterdam moet en morgenavond voor de Liga naar den Haag. Zoo hoor je nog iets, voor je de laatste etappes van de reis onderneemt.
Het is wonderlijk, zoo gauw als je ‘in de kennissen komt’, voor een week zat ik hier nog doodalleen, nu spreek ik al de meest uiteenloopende [typen]. Ik eet dagelijks met Jo Otten en vrouw, hij journalist, kennis van vroeger, zij trouwens kende ik ook al wel. Het zijn geschikte lieden, waar we wel wat aan kunnen hebben. Vanmiddag was ik bij Graadt van Roggen en echtgen.; de laatste bleek met Phiet in de klas te hebben gezeten. Ook al zeer geslaagde menschen om mee om te gaan, lijkt me. Met Graadt v. R. had ik te delibereeren over een reeks artikelen over filmkunst, die ik voor de Nieuwe Rotterdammer ga schrijven. Dat is wel een leuke opdracht, nu deze krant juist een afzonderlijke filmrubriek heeft geopend. Ik open zaterdag over een week met een beginartikel.
Vanavond nog vergaderd met de coniurati, werkelijk de meest geschikten onder de leeraren aan het Lyceum; maar zelfs dat wil nog niet veel zeggen. Eigenlijk is het leeraarsambt, het blijkt me iedere dag meer, toch wel een beroep van min of meer verdraaglijke - maar zelden ronduit sympathieke menschen; je kennissen kun je beter ergens anders zoeken, in de meeste gevallen. Niettemin is er met deze menschen tenminste heel best op ietwat gemoedelijke voet om te gaan; maar salarisregeling en verhalen ‘van de school’ spelen toch altijd een te overwegende rol.
Donderdag komt Tine hier, om mijn kamer te bezichtigen. Ik zie er wat tegen op, want je weet, dat ik met mijn oudste zuster nu juist niet de meeste intimiteit heb.
Ik merk langzamerhand nu, dat ik toch eigenlijk te weinig fit ben vanavond om echt prettig te schrijven. Denk dus maar bij dit krabbeltje met niemandalberichtjes, dat ik je toch graag nog even iets wilde laten weten en neem dus den wil maar voor de daad. De vermoeidheid komt niet zoozeer van het lesgeven, want dat pakt me niet erg meer aan, maar meer van het vele heen en weer sjouwen, dat ik dezer dagen heb gedaan. Het was beter, dat je nu maar gauw in mijn armen kwam slapen! Dag lieverd, de volgende keer ben ik weer 100% waard, heel veel zoenen van je
Menno
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum