Menno ter Braak
aan
J.M.B. Scholte
Rotterdam,19 december 1929
Rotterdam, 19 Dec. '29
Mijn lieve Hanneke,
Een paar uur geleden kreeg ik een brief van je vader, die ik beantwoord heb op de wijze, als je uit de ingesloten copie kunt opmaken. Je zult, mij kennende, wel begrijpen, hoe de toon van die brief was; en het lijkt me beter, daarop nu principieel te reageeren dan allerlei misere voor de toekomst af te wachten. Het is een noodlottige toestand, wanneer wij als kleine kinderen behandeld worden, en ik kan dat zeker niet dulden. Voor jou als dochter is het misschien nog iets anders; maar deze inmenging in mijn zaken en de jouwe gaat toch wat al te ver! Er staan in die brief zinnen als: ‘verzin dus niet opnieuw dergelijke weekends’, en zulke raadgevingen uit de hoogte meer. Ik begrijp volkomen, dat het allemaal goed bedoeld is, maar dat slik ik toch niet. Tenslotte zal ik zelf weten, waarheen jij en ik Zaterdag gaan, en aan een vrijwillige opsluiting in Zeist denk ik niet, zoomin als jij er over zult denken. Juist, omdat ik de goede bedoelingen begrijp, heb ik zoo zacht mogelijk geantwoord; trouwens, ik meen dat ook, en ik ben wel allerminst nijdig of zoo. Mijn antwoord is in volkomen kalmte geschreven. Ik zend jou ook een copie van de brief omdat ik wil, dat je volkomen op de hoogte bent. Het eenige, wat ik van je vraag, is dit: toon nu daadwerkelijk, dat je de situatie beheerscht, behandel het geheele geval zonder opwinding en begeef je niet in noodelooze debatten, voor er gelegenheid geweest is voor een uiteenzetting tusschen je vader en mij. Er is ook maar één consequentie, die ik (voor mijn gevoel, moet trekken; ik kan onder deze omstandigheden Zaterdag niet in Zeist komen. Ik ga dus met den gewonen middagtrein, die om 14.08 in Utrecht is, door naar Eibergen, en ik zou graag willen, dat je dan meeging. Ik pik je dan aan het station wel op bij den trein naar Amersfoort. Maar laat me nog even weten, wat je doet.
Ander nieuws, dat ik je juist vanmiddag had willen schrijven, laat ik nu maar liggen. Miin hoofd staat er niet naar in deze omstandigheden. Lieverd, het spijt me erg, dat ik dit ‘incident’ moet teweegbrengen; maar het lijkt me onvermijdelijk. Ik zal van mijn kant niets laten voorbijgaan, om het weer bij te leggen en ik ben bij voorbaat al tot alle concessies bereid. Alleen niet tot deze, dat ik de commando’s van je vader moet accepteeren.
Laat me nu even omgaand weten, wat je doet. Je vader weet dus dat ik hierbij een copie van het antwoord aan hem heb ingesloten.
Houd je nu goed, wees vooral erg kalm, en kom Zaterdag gauw mee naar Eibergen. We zullen daar de zaak dan uitvoerig bepraten.
Heel veel zoenen en nog eens zoenen van jouw
Menno
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum