Menno ter Braak
aan
J.M.B. Stolte
25 januari 1930
Rotterdam, 25 Jan. 1930
Mijn liefste Hanneke,
Je beide (eigenlijk drie, maar die eerste is al bijna verleden) brieven kreeg ik nog, voordat ik naar Zeist ging, en ik schrijf je nu maar gauw even, omdat ik voel, dat je er een beetje onder zit, en dat is nergens voor noodig. Ik heb lang over je brieven nagedacht, en ik geloof nu, dat het goed is, dat je terugkomt. Het is natuurlijk absoluut overbodig, om precies drie maanden te blijven, als je beseft hebt, wat je bedoelde met je reis. En om bepaalde dingen aan te pakken: daarin zie ik ook weinig heil, als je er zelf geen hart in ziet. (En dat kan ik best wel begrijpen). Voor mij is het natuurlijk allerminst de vraag, of je Parijs van onder tot boven hebt gezien, maar wel, of je hebt gevoeld, wat mijn leven is, dat eigenlijk altijd een dergelijke verlatenheid heeft. Niet, omdat ik ongelukkig zou zijn, of iets anders zou wenschen, want ik wil geen andere plaats in de wereld; maar alleen, omdat ik los ben geraakt van de gewone dagelijksche belangstelling in allerlei bijzonderheden, à la Peter dus, ook al verafschuw ik diens methode. Als je dat in Parijs hebt gevoeld: dat ik mijn eigen leven moet leven, met jou, en dat dat alleen kan, als jij ook je eigen leven hebt, als je beseft hebt, dat dat geen langs elkaar heen leven beteekent, als je mijn eenzaamheid begrijpt als een noodzaak voor mijn verhouding tot de wereld, dan heb je het doel van Parijs volkomen begrepen. Ga dus bij jezelf na, of het niet alleen heimwee is, dat je dien zin schrijft: ‘al zat je drie dagen en drie nachten achtereen te werken, en al was je weken achtereen in je werk, als ik maar je sfeer om me heen heb’. Is dat je ernst? Kun je mijn werk voelen als iets dat niet buiten je omgaat, maar waarin jij bent opgenomen? Als het je ernst is, dan ben je er, dan kun je met me leven, anders niet; ik mag anders een huwelijk niet op me nemen. Ik heb verschrikkelijk veel concentratie noodig voor datgene, dat ik niet kan missen, zonder een caricatuur van mezelf te zijn: lezen en schrijven. Als je dat werkelijk innerlijk kunt aanvaarden, dan heb je geen dag langer in Parijs noodig. Als ik even naga, hoe de laatste twee weken, het schema voor mijn nieuwe boek stuk voor stuk in me zich ontwikkeld heeft en nu bijna klaar is, dan moet je me niet vragen, hoeveel schijnbare verstrooidheid me dat gekost heeft. Het viel me op, toen ik Zondag in Zeist was: ik vind het er erg gezellig, maar ik kan er niet denken. Je vader moet met conversatie geholpen worden, Johan idem, zij het op een ander plan, je moeder, op een nog hooger plan, ook. Zoo’n sfeer is erg prettig voor vacantie of week-end, maar ik zou daarin toch niet kunnen werken. (Het Carnaval heb ik er afgemaakt, maar dat was het laatste hoofdstuk, dat klaar in mijn hoof zat; voor een nieuw boek zou dat geheel anders zijn). Voel je je in staat, zoo’n milieu met me te vormen? Sluit absoluut niet uit, dat we een grammophoon met de Revellers hebben, au contraire. Waarom heb ik altijd in Eibergen goed kunnen werken? Omdat men het tolereerde, dat ik in mezelf verdiept was, omdat men zoo wijs was, dat niet alleen ‘onhartelijk’ te vinden. Ik geloof, dat ik alleen daardoor nu steeds meer voor mijn oudes ga voelen; hadden ze apenliefde geforceerd, dan had ik nu allang met thuis gebroken. En daarom ben ik ook zoo blij, dat jij zoo goed met hen kunt opschieten.
Dus: kom terug, als je dit alles kunt aanvaarden. Maar doe het niet overhaast. Je zult zien, als je jezelf een vrij dichtbije termijn hebt gesteld, krijgt alles weer een ander aspect. Ik zou zeggen, kom over twee en een halve week of drie weken terug. Bekijk alles, wat je nog kunt zien, en denk onderwijl erg na, of je het met jezelf eens bent. Zaterdag 8 Febr. heb ik een lustrumdiner van Propria Cures, dat is dus geen goede dag om terug te komen. Nee het eind van de daaropvolgende week. Goed? Als het kan, gaan we dan met Paschen samen nog een paar dagen. Eerlijk gezegd, vond ik het tot Paschen ook wel een beetje lang wachten.
En nu: bijzonderheden van Parijs, die je zeker nog moet ‘nemen’. (Als ik er nu vergeet, schrijf ik ze je nog: Sainte Chapelle (bij Nôtre Dame in de buurt); bovenop Arc de Triomphe; de Conciergerie (waar de Girondijnen gevangen hebben gezeten, vlak bij de S. Chapelle); Malmaison, het kasteel van Napoleon’s vrouw Josephine; Chineesch restaurant (vraag Mannus, of hij je daarheen meeneemt); Studio 28, waar je Filmliga kunt krijgen; graf van Napoleon (Dôme des Invalides); schilderijen - Holl. kunst en b.v. Holbein in het Louvre. Je hebt den tijd om in het Louvre dingen te vinden, dat moet je doen.
Doe Mannus mijn hart. groeten, als je hem weer spreekt.
Ik moet nu dadelijk naar de trein. Schrijf maar gauw, wat je ervan denkt! Heel veel lange, lange zoenen van
jouw Menno
Schrijf vooral, hoe je Chartres vond! Je weet daar heb ik een stuk over in in het ‘Carnaval’.
Ik ontving vanmorgen al eenige verjaardagspost o.a. ... ƒ2,50 van tante Anna. Immer prinzipiell, maar toch aardig.
Oom Nico heb ik geantwoord, dat hij groot gelijk had, maar toch maar liever moest wachten tot het boek, of althans hoofstuk 1 uit was.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum