Menno ter Braak
aan
J.M.B. Stolte
Amsterdam, 8 februari 1930
Amsterdam, 8 Febr. 1930
Mijn liefste Hanneke,
Vandaag zit ik dus weer in Amsterdam, ben zoo juist uit de trein gestapt en begeef me over een uurtje naar de P.C. receptie. Voor dien tijd kan ik juist een brief schrijven. Veel dank voor je brieven, vooral uit de laatste merk ik, hoe uitstekend het is, dat je naar Parijs bent gegaan en er ook bent gebleven. Wat je over de familie van Gennep vertelt, bevestigt me alleen maar in mijn vermoeden, dat je in Parijs niet veel anders te doen had, dan te leven, om achter de tegenstelling burger-dichter te komen. Je zult nu al heel gemakkelijk begrijpen, wat ik met het Carnaval bedoel! (Afgezien misschien van enkele termen, maar dat is bijzaak.) Je voelt nu zelf aan den lijve, dat het goed bedoelde over-één-kam-scheren van de menschen niet opgaat, dat je de meeste menschen niet met de maatstaven kunt meten, waarmee je jezelf wilt meten. De meeste menschen vallen in puin als je ze hun systeem afneemt; ze weten niet, hoe belachelijk ze voor ons zijn, als ze iemand eerlijk belasteren en het volgend oogenblik zijn invitaties accepteeren. Ze zijn niet anders dan wij, want wij hebben natuurlijk precies dezelfde neiging (Carnaval); alleen bij hen is alles er op gericht, die neigingen, vooroordelen etc. in stand te houden, terwijl er voor ons geen werkelijk leven is, zonder dat wij voortdurend probeeren die te vernietigen (burger tegenover dichter). In Berlijn beleefde ik precies hetzelfde; een milieu van goedbedoelde laster en kleingeestigheid, waarin ik me ontzettend gesloten moest houden, om geen ‘aanstoot te geven’. Doe hetzelfde! Lach er om, en houd je afzijdig, dan ga je tenslotte van de menschen houden om hun ‘burgerlijke’ vooroordeelen. Dat is m.i. de ware, afzijdige menschenliefde, die beter is dan de onnoozele, die geen critiek kan velen, of haar ideaal verpulvert. <dus eerst, haten, voordien is er geen menschenliefde> Het lijkt mij, of het ‘heb uw naaste lief als uzelve’ niet anders kan bedoeld zijn dan zóó, en anders ook moeilijk kan worden gecombineerd met het: ‘Ik ben niet gekomen, om den Vrede te brengen, maar het zwaard.’ Dat v. Gennep aan deze dingen meedoet, bevestigt nog een vermoeden, dat ik van den beginne af had: dat hij meer een intellectueel curiosum dan een ‘wijs mensch’ is. Anders loopt zoo iemand toch eenvoudig weg! Wie trouwt anders ook een vrouw, die niet lezen of schrijven kan?
Je verlegenheid inzake brief aan Dirk en Enny kan ik me heel goed indenken. Toch vind ik het buitengewoon aardig van je, dat je hun geschreven hebt! Ze zullen het zeker heel erg waardeeren.
Gisteren had ik weer een ‘biechteling’, zekere Bliek uit G3, die zich in zijn hoofd heeft gezet om dominee te worden en daar nu advies over wou hebben. Wat moet je in zoo'n geval zeggen. Ik merkte aan zijn uitlatingen, dat het nog sentimentaliteit van hem is (vaagheden, iets na den dood, Jezus van Nazareth etc.); maar ik heb het hem toch niet positief afgeraden. Wat voor mij zeker niet zou deugen, deugt misschien voor hem juist precies. Wat zit dat ‘hoogere’ de menschen toch altijd dwars. En vooral, als ze helemaal niet snappen, wat ze er mee aan moeten. Deze jongeling zou b.v. zeer verontwaardigd geweest zijn, als ik tegen hem gezegd had: ‘Ga naar Parijs en leef eens!’ Dat is immers juist het lagere voor zulke beste jongens; het hogere zit voor hen altijd ergens op een heuveltje in keisteenharde mooie woorden. Stel je voor, zoo juist zit ik in de electrische trein; bij Haarlem stapt een juffrouw in, dik als een ton, strooblond, blozend, met paarse sokjes en een speldje van de N.B.A.S. en het antimilitarisme... en haalt zonder blikken of blozen de ‘Präludien’ van Windelband uit haar tasch en smijt zich daarin, terwijl ik De Telegraaf las! Het hoogere, HOOGERE!! Dan ben ik maar liever lager!
Houd je dus goed en wees optimistisch in de familiekring! Hoe meer je er boven staat, hoe beter.
Dag! Een armee van zoenen van jouw
Menno
Ik ga morgen even naar Zeist, zal aan felicitatie denken.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum