Everard Bouws
aan
Menno ter Braak
4 augustus 1932
4 Aug. '32
Beste Menno,
Dank voor je brief, ik ben blij dat je mijn rede niet al te beroerd vindt. Natuurlijk is het Démasqué niet bepaald een gemakkelijk onderwerp, men neemt ook gauw een te groot aantal dingen als algemeen bekend aan. Met je notities zal ik mijn voordeel doen. Ik zal ook nog iets inlasschen over de Tachtigers.
Inderdaad is het Augustus nummer wel een beetje topzwaar, maar een bezwaar vind ik dat niet, Eddy's stuk is inderdaad meesterlijk en ondanks de vele citaten vooral ook boeiend. Het volgend nummer is hij nog langer (± 28 blz.) maar daarna blijft hij binnen de 15. De rest is ook volkomen op peil, ook Louis de Bourbon vind ik in het genre (waarvoor ik overigens weinig voel) niet slecht. Hoe het mogelijk is weet ik niet, maar in Slau's stuk zijn toch nog een paar punten blijven staan. Die [zetterij] is ongeneeslijk!
Van Wessem's roman heb ik vandaag naar je toe gezonden, stuur hem na lezing direct door naar Eddy. Ik heb hem ingekeken, zonder nog een bepaald oordeel te hebben ben ik toch niet wild enthousiast.
Marsman schreef me dat zijn nieuwe roman in het najaar klaar kwam, hij vroeg of er kans op plaatsing was. Ik heb hem geschreven dat we voorloopig bezet waren, maar misschien in de 2de helft '33 ruimte hebben.
Ritter over Uyldert lijkt me niet gek, het wordt tijd dat U. eens behoorlijk op zijn nummer wordt gezet.
Het schijnt dat Boutens in de Gids wordt aangevallen, zou het iets zijn hem uit te noodigen bij ons te antwoorden? Hij kan verdomd scherp zijn, het zou een aardig relletje kunnen worden, ‘goed voor de verkoop’.
Met beste groeten, ook aan Truida
je B.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum