Het Schouwtooneel
De Spaansche Brabander

Het scheppen van Jerolimo Rodrigo den Joncker geeft Breero recht op een plaats naast Cervantes. Nochtans, achter de kale Antwerpse flaneur vermoedt men niet de aangrijpende tragiek, die uit het holle levensideaal van de verdwaasde hidalgo spreekt; de historie van Jerolimo blijft een briljante grap, een goedmoedige grijns, al verbergt zich daarachter een, die de desillusie gekend heeft. Maar niet de vrij primitief geconstrueerde handeling, bovendien aan een Spaans motief ontleend, is de oorzaak dat de Brabander een moderne opvoering dubbel en dwars verdient; het is de tintelende reflex van het hartstochtelijke, soms bestiale, maar altijd fors bewogen leven van een zeventiende-eeuws Amsterdam, waardoor Breero de eer toekomt een nationaal en - o, Kroningslinde - toch klassiek werk gegeven te hebben.

Dit spel werd door het Schouwtooneel zeer verzorgd ten tonele gebracht. Wel domineerde de Jerolimo-vertolking van Musch wat sterk, maar deze was dan ook boven alle verdenking verheven. Robbe Knol (Hooykaas) had enkele goede momenten, maar hij beoogde te vaak komische effecten, zonder zijn beschaafd Hollands te willen verloochenen. Van de overige medespelenden

[p. 40]

moet Van Warmelo als Floris Harmensz. genoemd worden; hier was een volkomen en kunstzinnig begrijpen. Over 't algemeen werd er verder met temperament gespeeld, waardoor veel vlakheid te vergeven was.

Voorzeker was het prijzenswaard een vrijwel ongecastigeerde vertoning te geven. Moge het intussen voor de maagdelijke zieltjes der in grote getale aanwezige scholieren geen catastrofe geweest zijn!

 

13 oktober 1923

M.t.B.