Comoedia
Eugène G. O'Neill, Anders
In het begin van dit toneelseizoen bracht Comoedia als noviteit De terugkeer van Peter Grimm, een Amerikaans, spiritistisch getint stuk, dat niet bijster belangrijk was en geen verlangen naar meer van dergelijke kost wekte. Toch heeft dit gezelschap gemeend hier een auteur te moeten introduceren, die in methode heel weinig verschilt van zijn eerste collega; in de ‘Mededelingen’ wordt hij zelfs in één adem met Pirandello, de schrijver van Zes personen op zoek naar een auteur genoemd en heet de opvoering geheel in de lijn van Comoedia te liggen. M.i. geheel ten onrechte; het tableau de la Troupe wijst in een andere richting, die b.v. door het werk van Pirandello, Schnitzler en Géraldy juist werd aangeduid; O'Neill met zijn zo weinig diepgaande ontleding, zijn te schrille kleur, doet naast hen primitief aan. Het is alsof hij zich de techniek van het Europese toneelschrijven eigen heeft gemaakt, zonder de cultuur, waarvan deze het resultaat is, te hebben begrepen; de dialoog is dikwijls voortreffelijk, maar het conflict is onbetekenend en niet aannemelijk geworden; dat een man pas na dertig jaar ervaart, dat de vrouw, die hij als ‘anders’ zag, die idealisering niet verdient, is moeilijk te accepteren romantiek. Enkele personen, zo Emma Crosby als oude vrijster, zijn scherp gezien, andere, als het verdorven
schurkje Benny Rogers, houden zich weer geheel aan het schema der beproefde tegenstelling goed - kwaad.
Dit zijn bedenkingen achteraf, die gering zijn tegenover de lof voor het werk van Comoedia. De schone realiteit van het spel bleek de voorrang te kunnen hebben. Men denkt aan geen Emma Crosby, als Greta Lobo een mens uitbeeldt in de jammer van een verloren leven, in de groteske hartstocht van een al oude vrouw, in het smartelijke ontwaken uit een misplaatste jeugddroom; er is slechts een door een waan willoos geleid wezen, dat in overmoed juist dat verwerpt, waarnaar het later in tragische belachelijkheid hunkert. Een zo demonische spot legde niet O'Neill, maar Greta Lobo in deze vissersvrouw.
Lobo speelde Caleb Williams met de hem eigen beschaafde, haast wijsgerig te noemen opvatting, die in de wat vermoeide passiviteit van dit karakter geheel op zijn plaats was. In zijn dubbele rol (Alfred en Benny Rogers) was ook Joh. Kaart Jr. alleszins bevredigend. Hetzelfde is te zeggen van de vrij onbeduidende bijfiguren, die met het speciale cachet, dat men van Comoedia gewend is, verzorgd waren.
15 maart 1924
M.t.B.