Comoedia
Eug. O'Neill. Anders Henri Duvernois. Alleen

Door de plotselinge ongesteldheid van Mevr. Lobo moest O'Neill's stuk, voor enige tijd reeds als abonnementsvoorstelling ten tonele gebracht, voorlopig van het repertoire worden afgevoerd. Voor de bespreking moet ik naar het nummer van 15 maart j.l. verwijzen. Er worde hier slechts aan toegevoegd, dat ook bij een tweede keuring de volmaaktheid treft, waarmee de spelers van ‘Comoedia’ de vele zwakke plaatsen hebben overwonnen. Dat het Greta Lobo thans gegeven moge zijn, voor velen de tragiek van haar zware, maar geheel beheerste rol tot werkelijkheid te brengen!

 

Na O'Neill met zijn zware, beschouwende psychologie is de eenakter van Henri Duvernois een luchtig dessert, dat niettemin zeer de moeite van nauwkeurig proeven loont. Achter de schittering van kostelijke humor en

[p. 90]

esprit verbergt zich een klein levensdrama; de mens ‘alleen’; alleenheerser in het lachwekkende rijk van zijn eenzaamheid, waar hij niemand rekenschap verschuldigd is van kleding of ‘maintien’. Voor degene, die geneigd is, zijn stille uren in een romantisch licht te zien, een uitstekende remedie; voor quasi-expressionisten, die het causaal verband van de zin als overwonnen proclameren, zonder een andere vorm daarvoor in de plaats te kunnen stellen, een beschamende les. Waarmee intussen geenszins gezegd is, dat Duvernois' werk naar didactiek zou rieken; daarvoor is het te zeer van de goddelijke gallische geest doortrokken.

Deze allermodernste dichter, bezeten door de allermodernste gedachtencombinaties, papagaaien, mineralen, valiezen en Novalis-blauwe-bloemen, die het geheim van zijn dichtmethode aan een bewonderende vrouw verraadt, terwijl hij zich onbespied waant... wie had hem beter kunnen spelen dan Constant van Kerckhoven? Zowel in de ellende van een allerondichterlijkst figuur te slaan als in zijn hartstochtelijk pleidooi aan zijn geliefde, bereikte hij meer dan het alleen-komische. Mien van Kerckhoven-Kling was een kunstaanbiddende dame vol gratie, die tenslotte toch boven alles vrouw is. Julia de Gruyter als werkster en la Chapelle als wanhopig verliefde jangeling brachten beiden met veel talent het humoristische element naar voren.

 

17 mei 1924

M.t.B.