Het refrein ‘u begrijpt er werkelijk geen snars van, M.t.B.’
Kentering, het socialistisch studentenblad, en ik polemiseren over socialistische cultuur, of liever, wij polemiseren over de S.D.A.P.-cultuur. De redactie bestijgt, zoals te verwachten was, in haar antwoord nu het fraaiste stokpaard uit de ideeënstal en veinst niet te begrijpen, dat mijn aanval gericht was op een gedifferentieerde (schijn) cultuurvorm in Nederland van het socialsime, die met de hogere eenheid van het ‘proletarisch sentiment’ niets te maken heeft. Hoe trouwens deze cultuureenheid zich majestueus welft boven de vechtende socialistische en communistische broeders, die letterlijk geen enkel ideaal meer gemeen hebben, moet men de redactie maar eens laten verklaren langs de weg van het historisch-materialisme. Wij hadden slechts het pijnlijk feit te constateren, dat van de rechtse socialistengroep geen noemenswaardige culturele prikkels uitgaan (men ziet, ik deed mijn best de zaak historisch-materialistisch te beschouwen). Mag men Kentering geloven, dan zal dat wel veranderen, wanneer de socialistische maatschappij er eenmaal is. Welke speculatieve verwachtingen men dienaangaande mag koesteren, hoe men zich de overgang moet voorstellen (men neme toch vooral niets van de bourgeois-cultuur over!), dat moet men liever niet vragen. Credimus quia absurdum...
Ongetwijfeld, geachte redactie, doen wij verstandig, dit debat wegens hopeloos verschil van uitgangspunt te staken. Ik wil echter geen afscheid van U nemen zonder uw peccavimus, waarom het toch eigenlijk ging, hier cursief af te laten drukken:
‘Als het hem (M.t.B.) te doen is om de erkenning, dat P.C. ook nog andere bijdragen bevat dan over roeisport, dan willen wij die erkenning gaarne geven en voegen er aan toe, dat die essays tot de beste behooren van wat de studentenpers in Nederland ons te lezen geeft’
In mijn dankbaarheid over dit goedmaken van uw
hulpeloos onwaar mopje vergeef ik U verder van harte de voor mij bestemde zeer culturele benamingen en achtenswaardige kwalifikaties als ‘dol, giftig, furieus en de choc des opinions niet kunnende verdragen’, (sic!), ‘deskundig salonsocialist’, ‘volkomen wartaal’, ‘bekrompen denkwijze’ etc. Zij illustreren alleraardigst uw stelling, dat voor het bestaan van een socialistische cultuur de allereerste voorwaarde is de socialistische of communistische maatschappij; in deze kapitalistische gemeenschap geen culturele woorden!
Ik deel uw afkeer van salonsocialisten; maar daar ik noch een salon bezit, noch socialist ben (als U het goedvindt, sta ik sympathiek tegenover het socialisme) kunt U mij uw vriendelijke invectieven sparen. Het verbaast mij, dat U nog verzuimt mij van ‘vuiligheidjes’ te betichten, zoals een alleronschuldigste uiting van het Groningsch Studentenblad Der Clercke Cronike wordt aangeduid. Maar het is waar ook: ‘ik snap er geen snars van’, ik ben nog niet eens aan de vuiligheid toe; desalniettemin word ik weggebezemd door de collectivistische levensbeschouwing als een schandalig individualistisch element. En dan zal het geweldige wel komen: de proletarische massa werpt het bolhoedje en het gemaakte dasje der kapitalistische samenleving af, de ene halfheer na de andere (reformatorisch socialisme) of plotseling na de gewelddadige dictatuur (communisme), en de arbeid aan de socialistische cultuur kan beginnen. Het vuil der oude maatschappij is afgeschud, omdat de economische ontwikkeling het wil. En de individualisten staan paf.
Ik snap er geen snars van, dat speurt U wel uit deze simpele theorie. Gelukkig zijn de algemeen ontwikkelde, sociologische, alle burgerlijke cultuur verachtende kentenaars er nog, die ons met de rode vaan de weg wijzen naar het Heilige Land.
24 januari 1925
M.t.B.