Amsterdam 650 jaar

De 14de september j.l. heeft de stad, die ons dierbaar is, feest gevierd. Zij heeft derhalve haar etalages spaarzaam met kokette stadswapens getooid; zij heeft haar beroemde Damput in een Eden-met-betonpaaltjes herschapen; haar zonen hebben aan de Amstel hun vuurwerk gehad en hun hospartij. Het gemeentebestuur heeft gerecipieerd tot het groen zag en er zijn vele geroerde huldebetuigingen gevallen.

Het is niet onze bedoeling post festum nogmaals een herdenkingsrede aan te dragen. De ijverige organisatoren van de Historische Tentoonstelling hebben ons alle woorden reeds uit de mond gen omen; wie Amster-

[p. 310]

dam's geschiedenis in een globaal overzicht wil leren kennen, hij raadplege de catalogus, die deze commissie heeft uitgegeven. Hij vindt daar ook enige gegevens over de Amsterdamse student, die in 1388 in Heidelberg ging studeren of in Parijs, om in 1880 overgebracht te worden naar de alom vermaarde Oudemanhuispoort, waar hij nog verblijf houdt. Hier ter plaatse echter geven wij slechts acte de présence; wij getuigen mee te leven met de lotgevallen die onze stad ten deel vielen en nog zullen vallen. Wij leven mee met Floris V, Andries Bicker en de Vlugt!

Want al behandelt de maagd Amsterdam ons met niet meer onderscheiding dan haar burgers, al zijn haar politiedienaren waakzaam zonder geprivilegieerde genade, zij kent onze kleine zwakheden en weet hoe onze genegenheid te winnen. Zij is zich bewust dat zij ons kan negeren zonder ons te verliezen. Zij geeft ons haar Plein der Pleinen en haar smaragden burgwallen. Zij omarmt ons met haar geparfumeerde grachten. Zij lokt de kunstminnenden met haar musea, haar wereldberoemd orkest, haar steeds actief en steeds schuldbeladen toneel. Zij is, in één woord, de stad van Nederland; wat daarachter ligt is de provincie.

Daarom kan haar vergeven worden, dat zij het uitzonderingsrijk der studenten nauwelijks duldt. Zij heeft onze hart en gewonnen, voorgoed. Wie eens op haar asfalt ronddoolde, blijft Amsterdammer tot in Winschoten en Aljaska. Laat het haar dus gegeven zijn voort te gaan op haar glorierijke weg; moge zij het centrum blijven van alles, wat leven is, ook ter meerdere ere van haar Hogeschool!

 

19 september 1925

M.t.B.