W.L.M.E. van Leeuwen
aan
Menno ter Braak
Delden, 7 juli 1935
Delden, 7 Juli 1935
Beste Menno,
Hartelijk dank voor je uitvoerige en waardeerende beschouwing over ‘Naturalisme en Romantiek’ dat toch eindelijk, na 3½ jaar, van de pers kwam. Ik vind het zelf wel mijn beste boek, maar kan het bijna niet meer zien, zoolang heb ik er aan moeten werken. Ik wil je graag toegeven, mits je het niet in de courant zet, dat je volkomen gelijk heb met je kritiek op de grondslag. Dàt bedoelde ik, toen ik je schreef, dat ik je opmerking over de schrijver en de eerste zin van zijn nieuwe boek, (was dat in ‘Politicus zonder Partij’?) Zoo aan den lijve voelde want vanaf het oogenblik, dat ik me gebonden had aan die antithese heb ik er mee moeten vechten. Stellig is zoo'n indeeling der menschen meteen een tweedeeling van de mensch. Maar ik meende, en meen nog, dat het een goede grondslag was voor een overzicht van de materie voor beginners; natuurlijk heb jij precies de wondeplek gevonden. Ik verwachtte ook niet anders; ik heb bij ieder boek, dat ik maak, het gevoel, dat ik er persoonlijk een zeer scherpe kritiek op zou kunnen geven, en heb me tot nu toe verbaasd, dat vrijwel geen criticus de naden zag. Alle indeeling is goedbeschouwd funest, maar toch een noodzakelijk kwaad, althans voor het doceeren. Ik ben blij, dat je overigens zooveel goeds van mijn werk heb gezegd. En je slotzin: je hebt me ook daar precies geraakt, geloof ik. Het is een soort plicht, die ik me zelf opleg, het streven naar de objectiviteit, en mòet dat ook niet als historicus, en ook als docent, en... volgens mij dan, ook als criticus? Ik weet, dat je dit laatste maar half of heelemaal niet met mij eens bent.
Nu werk ik aan een boek voor de Wer.Bibl. Daar is de opstelling weer heel anders (litteratuur voornamelijk der laatste dertig jaar). Dat zijn dan ook niet, zooals in N. en R. 2 hoofdstukken, dus categorieën, maar 12. Misschien ben ik daar meer wat jij eischt: psychologisch. Misschien echter zie jij het heel anders. Het komt in 1936.
Schrijf je ons eens, wanneer je in de maand Augustus in ieder geval nìet thuis bent; we komen waarschijnlijk in de buurt en zouden jullie erg graag eens eindelijk opzoeken.
Over ‘De Pantserkrant’ heb ik ook nog geschreven; ik weet niet of je het zag. Ik stuur dezer dagen nog eens een paar stukken, ook over Het Land van Herkomst.
Hartelijke groeten voor jullie beiden van ons,
Je
Wim
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum