Briefwisseling Menno ter Braak - Garmt Stuiveling
Menno ter Braak
aan
Garmt Stuiveling en Jos De Gruyter
[vóór 1 maart 1939]
Bijlage
aan De Gruyter, Stuiveling
Hierbij een novelle (‘Tusschen Kantoor en Archief’) van A. van der Veen, die ik uitmuntend vind. De auteur is redacteur van het nieuwe tijdschrift ‘Werk’.
Ik verzoek jullie dit verhaal, behalve natuurlijk met het oog op de artistieke qualiteiten, ook te lezen met een half oog op de mogelijke consequentie, die het thema van dit verhaal voor den schrijver zou kunnen hebben. Dit heeft uiteraard niets te maken met de qualiteit, maar wel met de toekomst van V.d. Veen, die zijn eigen brood moet verdienen en door onwelwillende idioten om de behandeling van een onderwerp als dit zou kunnen worden ‘nagereden’. In dat geval (als de mogelijkheid werkelijk groot geacht moet worden) zou over een pseudoniem kunnen worden gedacht.
Hierover graag advies.
Menno ter Braak
Pseudoniem lijkt mij gewenscht,
DeGr.
Ofschoon ik meen dat de situatie op àl dergelijke instellingen eender is, zal men in Schiedam dit geval wel haarfijn herkennen. Daarom lijkt mij pseudoniem (helaas) beter. Ik heb nl. principieel de pest aan pseudo's.
GS.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum