Simon Vestdijk
aan
Menno ter Braak (Rotterdam)
Den Haag, 6 juli 1932
Haag 6-7-'32
Beste t.Br.
Graag zal ik Ma. komen. Ik neem enkele dagen waar in Oisterwijk. Mocht ik Ma. niet terug zijn; dan schrijf ik je nog van daar. Ik heb nog niets van E. gehoord. Als je hem Zo. spreekt, doe dan mijn groeten en zie er eens achter te komen, hoe de ‘toestand’ is op 't oogenblik. Je keus uit mijn verzen kan ik iets meer onderschrijven dan die van E., vooral met 't oog op ‘Schommelstoel’, ‘Feest’, ‘Allegorische muziek’, en ‘Heks’, die hij niet genomen heeft. Hij schijnt wel een bijzondere voorkeur voor 't sonnet te hebben, daarvan heeft hij meer gekozen dan jij, maar dit kan ook wel toeval zijn. ‘Vluchteling’, ‘Amortje’, ‘Meid’, ‘Tricoteuse’, ‘Nieuweling’, ‘Oude prent’, ‘Horlepijp’ en ‘Witte uil’ hebben jullie beiden genomen. Nu tot ziens. Als je niets hoort kom ik Ma. tegen 6 u.
H. gr. ook voor T.
Vestdijk
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum