Menno ter Braak
aan
Gerard Walschap

Den Haag, 14 december 1937

14 Dec. 1937

Beste Walschap

Je brief van 1o dezer vond ik gisterenavond in de bus. Het is me, eerlijk gezegd, niet geheel duidelijk, waarom je je in dit geval tot mij richt in plaats van tot Jan van Nijlen, die redacteur is van Gr. Ned., met welks leiding ik niets uitstaande heb. Maar het spreekt vanzelf, dat ik, nu je me om steun verzocht hebt, de verantwoordelijkheid niet van me af schud. Ik spreek Greshoff overmorgen en zal de zaak dan met hem behandelen.

Dit echter al vooraf: ik vind den toon, waarop je over Greshoff spreekt, weinig delicaat. Als hier een misverstand heerscht, wat mij het waarschijnlijkst voorkomt, dan moet dat worden opgelost, maar waarom daarbij verdachtmakingen tegen Greshoffs persoon moeten worden gebruikt, begrijp ik niet. Ik weet niet, of het je bekend is, dat hij het secretariaat van Gr. Ned geheel pro Deo waarneemt, en dat er dus ook geen sprake van kan zijn, dat jij hem 120 gld. ‘cadeau zou doen’. Hij heeft geen enkel financieel belang bij de leiding, en je hypothese over het ‘op de vulgairste wijze beetnemen’ vind ik dan ook onaannemelijk, bij voorbaat. In ieder geval had je mij om denzelfden steun kunnen vragen, zonder die qualificaties in te lasschen. Hetgeen niet wegneemt, dat ik al mijn best zal doen, de zaak zoo definitief mogelijk te verhelderen. Je hoort dus nog van me.

b.gr.

Menno ter Braak

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie