Menno ter Braak
aan
H.A. Gomperts
Den Haag, 28 december 1938
Den Haag, 28 Dec.
B.G.
Ik schijn me toch verkeerd, althans overdreven, althans costeriaansch uit te drukken! Want zoo slecht ben ik er niet aan toe, dat wij het niet erg prettig zouden vinden je hier ten eten te hebben! Mijn depressies zijn van zeer tijdelijken aard, en het eenige blijvende spoor, dat ze tot dusverre achterlaten, is die verlammende angst voor het opschrijven van dingen, die ‘tegen Apollo ingaan’. Toch zal ik ze eens moeten opschrijven. En met de genegenheid van de menschen bedoel ik zeer zeker niet een soort charitas of algemeene menschenliefde, maar alleen het minimum aan gemeenschaps gevoel, dat noodzakelijk is om iets zoo collectiefs als de taal zonder innerlijk verzet te gebruiken. Daarin is ook de polemische verhouding begrepen, die in deze depressieve buien mede volkomen in het niet verdwijnt. Maar zooiets voel ik zelf als pathologisch intermezzo, evenals hoofdpijn en overgeven; daarom is zoo'n gevoel echter niet minder reëel. Het is de ‘silence êternel de ces espaces infinis qui m'effraie’, op een zeer concrete manier, het gevoel kan soms in 1 minuut opkomen of verdwijnen. Misschien een leeftijdsverschijnsel? Cola Debrot, die evenals ik op de grens van 36 en 37 wankelt, lijdt aan precies hetzelfde verschijnsel, alleen blijkbaar veel heviger en langduriger. Ik houd het voor een renaissance van het Hampton Court-gevoel; maar een vlucht ‘naar de provincie’ is nu niet meer mogelijk.
Genoeg van dit subjectieve gepraat; ook dit zal wel eens objectief worden. Bezoek ons dus vooral, en kom dan eten; als je er voor voelt, vraag ik dan ook Van Lier, een erg aardigen neger, die graag kennis met je zou maken (of heb je hem inmiddels leeren kennen?). Bij voorkeur zoo tusschen 5 en 10 Januari, premières (die ik nu nog niet kan berekenen) voorbehouden. Geef me dus even een datum op; 5 of 6 schikt ons b.v. heel goed.
h.gr. je Mt.B.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum