H.A. Gomperts
aan
Menno ter Braak
Amsterdam, 27 juli 1939
Amsterdam, 27 Juli '39
B.t.B.
Dank voor je briefje en ook voor het ‘entrefiletje’ over Helman, dat ik met genoegen las. Het heeft mij inderdaad ervan overtuigd, dat het geschrijf van Helman gevaarlijke consequenties heeft, maar ik geloof toch, dat er in de kritiek grotere zonden begaan worden dan dit pleidooi van de eigen smaak - en iets anders bedoelt hij toch niet, dunkt mij, met die ongelukkige ‘man, die...’. Een feit is, dat hij over 't hoofd ziet, dat zijn criteria ‘schoonheid’ en ‘kunstvolle verwoording’ je reinste archivarissen-termen geworden zijn, die niets meer betekenen, (behalve dat hij in deze serie ook zijn volle pond zal krijgen), en dat kennisneming van b.v. Drosts Inleiding in zijn tijdschrift ‘De Muzen’, die een soortgelijk protest tegen de stomvervelende letteren (en dito pleidooi voor veredeling van de publieke smaak) inhoudt als Helman bedoelt, uiterst nuttig voor hem zou zijn. Je krijgt dus wel aan alle kanten gelijk, maar toch heb ik de indruk, dat Helman, met al zijn rancune, reserves heeft, waardoor hij niet behoort tot de velen, die men rustig kan afschrijven.
In Parijs was het bijzonder plezierig, ik ben erg gevoelig voor die tot activiteit prikkelende atmosfeer (of voor de suggestie ervan), ik zou er een tijdlang willen wonen.
Dat de nieuwe samenstelling van mijn verzen je bevalt, doet mij genoegen. Ik wilde nog het volgende vragen:
1. Vind je de titel ‘Dingtaal’ goed? Ik weet het niet. Behalve de dubbelzinnigheid (het betekent ‘pleidooi’ en is tevens een schrijfprogram: ding-taal = concrete, exacte taal), die ik wel aardig vind, zou men er ook in kunnen horen: flinke taal, mannentaal, en dat is allerminst mijn bedoeling. Is de titel niet te pretentieus.
2. Heb ik enige zeggenschap over het uiterlijk, ik bedoel over de omslag? Zoja, hoe?
3. Hoe groot is de oplaag en krijg ik de beschikking over ex. om aan deze en gene uit te delen? Zoja, over hoeveel?
Hart.gr. ook aan Ant,
t.t.
H A Gomperts
De brief van Vasalis deed mij veel genoegen. Typisch is, dat het door haar genoemde gedicht van Hooft een van de weinige poëmen is, die ik uit het hoofd ken.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum