Menno ter Braak
aan
J.M.B. Stolte

Rotterdam, 16 januari 1930

R'dam, 16 Jan. '30

 

Mijn lieve Hanneke,

Je twee brieven waren precies zoo, als ik dacht, dat ze zouden zijn; precies trouwens van reactie, als bij mij destijds altijd het geval was. De tweede en derde dag begrijp ik eigenlijk niet, waarvoor je in den vreemde bent; de minste herinnering aan het vaderland stemt je droevig en zelfs sentimenteel, en alles wat je zou kunnen hinderen in het buitenlandsche, hindert je. Maar even zeker als je deze reacties hebt, gaan ze ook weer voorbij. Als je maar eenmaal je zelfstandige houding tegenover de stad hebt gevonden, als je niet meer denkt, aan verleden of toekomst, maar besluit, voor de stad te leven (een paar maand), dan ben je er. Zoo zal het jou ook gaan. Het is heel goed, dat je Mannus Franken geschreven hebt, je zult zeker iets van hem merken en iets aan hem hebben. Hij heeft trouwens van mij al gehoord, dat je gearriveerd bent, want ik schreef hem eergisteren over filmzaken. (Inmiddels was hier Eisenstein; de man van ‘Potemkin’, waarover ik je mijn stuk in de N.R.C. stuurde; kreeg je het?) Mannus kan je ongetwijfeld even ‘Im Bilde’ brengen, zoodat je het gevoel krijgt thuis te zijn. Natuurlijk is het eerst zonderling, dat je niet dadelijk over je reacties op Parijs kunt praten; maar je kunt ze mij toch schrijven, en bovendien op veel plaatsen, waar je zult komen, was ik ook, en mijn reactie kun je je dan wel haast voorstellen. Maar het is volstrekt niet noodig, hard van stapel te loopen, je hebt tijd genoeg.

Wat je schrijft over de v. Genneps, interesseert me in hoogen mate. Het vrouwvolk zie ik al zoo voor me, maar van hem heb ik nog geen juisten indruk (wat trouwens ook wel wonder zou wezen, na twee brieven!). Maar het meest interesseert het me, of hij nu een intellectualistisch veelweter dan wel een fijngevoelig en philosophisch-literair mensch is. Juist omdat hij zeer blijkbaar belangwekkend is, moet je je vooral zelfstandig tegenover hem instellen, zou ik zeggen, om uit te visschen, wat zijn karakter nu precies is. In ieder geval lijkt het me een genot, om bij zoo’n type in huis te zijn en hem langzamerhand te ontmaskeren. Maar laat je nu ook niet door zijn boekenvoorraad overdonderen, of zelfs niet door zijn adviezen omtrent litteratuur. Lezen, in den litterairen zin, behoef je volstrekt niet meer te leeren, want dat ken je uitstekend; natuurlijk is het prachtig, om je systematisch wat in de fransche litteratuur te trainen, maar laat je nooit wijsmaken, dat dat nu van werkelijk fundamenteel belang is! Ik zou je b.v. ook sterk aanraden, modern werk te lezen, b.v. ‘Jeanne d’Arc’ van Joseph Delteil, ‘L'Or’ van Blaise Cendrars, ‘Le Grand Meaulnes’ van Alain Fournier, ‘Le Bal du Comte d’Orgel’ van Jean Radiguet, etc. Noem voor de aardigheid deze boeken eens tegenover van Gennep en schrijf mij eens, hoe hij daarop reageert. Dit zal voor mij meer zeggen, dan zelfs de uitvoerigste catalogus van zijn bibliotheek. De boeken, die ik noemde, kun je natuurlijk overal krijgen, en zijn in Frankrijk goedkoop (Tusschen haken, wil je voor mij eens kijken naar een ex. van Henri Bergson, ‘L’Evolution Créatrice’?). Van Gennep hoop ik vooral met Paschen te leeren kennen. En de anderen... Och, je hebt humor en carnavalsgeest genoeg, om je daarover, na de eerste dagen, te verheugen en ook om van de afwijkende normen te genieten. Pas dan krijg je het ware vrije gevoel over je, als je voelt, dat met je hollandsche begrippen je zekerheid niet valt, trouwens net zoo min als met de fransche. Ga ook eens gauw naar de avantgarde ‘uitkijken’, en schrijf me eens, wat je van de programma’s vindt.

De eerste dagen ben je nu al door, en ik weet, dat je, als je deze brief hebt, al weer de reden van je Parijsche bezoek in ziet. Maar ga er vooral veel op uit, orienteer je in de métro en zie veel, niet toerist-achtig, maar intens. Ga om mij een pleizier te doen, eens gauw naar het musée Cluny en bekijk de prachtige Madonna’s daar eens; dan weet je meteen, dat je in Parijs niet voor niets bent.

Hier is weinig nieuws gebeurd. Ik had veel Liga-correspondentie af te doen, zoodat ik gisterenmiddag niet veel anders kon uitvoeren. Ik schreef ook eindelijk eens naar huis. Waarschijnlijk ga ik a.s. Zaterdag naar Utrecht (bijeenkomst De Gemeenschap) en dan naar Zeist. Misschien, dat ik Zondag nog naar Amsterdam trek voor de Uitkijk.

Schrijf me maar weer gauw! Ja toch, ik benijd je, en je zult zelf gauw genoeg doorhebben, waarom! Klim maar op de Arc de Triomphe! De sloffen en de afgezakte kousen behooren tot het romaansche, on-mystieke huwelijksbegrip! Dag! Heel veel zoenen van

je Menno

 

N.B. Wetten voor onderget.'s menschelijk lichaam worden in gematigden vorm gehoorzaamd.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie