Briefwisseling Menno ter Braak - H. Bax
H. Bax
aan
Menno ter Braak
Andijk-West, 14 mei 1935
Andyk-West, 14 Mei 1935.
Zeer geachte Heer,
Meer dan eens is by het lezen van uw artikelen by my de vraag gerezen, wat u verstaat onder het Christendom de christelyke waarheid, de waarheid van Christus. Zoo ook weer in het artikel van Zondag. Ook elders, in werk van andere intellectueelen, kwam deze vraag in denzelfden geest by my op. Daarom wilde ik u in een persoonlyk schryven wel eens vragen, wat verstaat u daaronder, hopende dat uwe werkzaamheden u tyd laten ook een particulier schryven particulier te beantwoorden. Zoo dit mogelyk teveel van uw tyd gevraagd is, wilt u my wel excuseeren.
De christelyke waarheid is toch voor my een eenvoudige zaak.
Erisman bepleit in zyn ‘Die Eigenart des Geistigen’ een ‘einsichtige’ psychologie. Een mensch kan tot inzichten komen in psychisch, in geestelyk gebeuren, dat niet te vangen is in psychologische experimenten ed. Of op deze inzichten nu inderdaad een wetenschap te bouwen is, is een vraag die ik hier open kan laten. Maar dergelyke inzichten kunnen wel de grond voor een overtuiging vormen, voor een levensvisie.
Kortheidshalve beperk ik my hier nu tot den Bybel.
Voorop staat de beleving van het wonder van het leven, van den levenden God. God is leven. Dit leven wordt dan in zyn wezen als geesteyk beseft; God is geest. De religieuze beleving. Daarnaast staat dan centraal het zedelyke en nu wil ik my tot het laatste beperken.
Welke inzichten hebben nu de profeten van Israel in dit zedelyk-geestelyk leven gekregen, inzichten die in Jezus hun afronding, hun voltooiing krygen, in woord en leven?
Deze inzichten komen my voor zeer eenvoudig te zyn.
Door leugen, bedrog, enz. verdonkert het menschelyk wezen, ontstaat een ongunstig karakter, een zedelyk onaangenaam aandoend karakter, ontstaat een innerlyke duisternis
Door waarheid, recht enz. ontstaat het zedelyk weldadig aandoende, het mooie karakter, ontstaat innerlyk licht.
De profeten hebben dus oog gekregen voor zedelyke schoonheid en inzicht in de ontwikkelingswetten die hier gelden.
Schoonheid in anderen zin mag elders meer tot ontwikkeling zyn gekomen de zedelyke schoonheid kwam hier by uitnemendheid tot ontwikkeling.
Deze zedelyke schoonheid werd zoo sterk beleefd, zoo hoog gewaardeerd dat men van allerlei voordeelen moest afzien, wanneer deze verkregen konden worden alleen ten koste van zedelyk nadeel. Wat baat het den mensch als hy alle schatten der aarde gewint en in dezen zin nadeel zou moeten lyden.
Wanneer men het Christendom verwerpt, beteekent dit dan dat men geen inzicht heeft gekregen in de zedelyke vorming, maar bv. wel in de beteekenis van het sexueele leven, in het machtsleven en dergelyke? Inzichten die natuurlyk ook hoogst belangryk zyn.
Dat de groote zedelyke schoonheid weinig wordt aangetroffen, doet natuurlyk niets terzake, dat geldt voor alle werkelyk groote schoonheid. En iemand kan natuurlyk groote schoonheid bewonderen zonder zelve tot dat peil gekomen te zyn.
Dat centraal in de belydenis van het Christendom sttat Jezus als overwinnaar der zonde, beteekent dat men besef heeft gekregen van, inzicht in zyn groote zedelyke schoonheid.
Een mensch kan aesthetisch de zedelyke schoonheid beleven en hypothetisch staan tegenover de overtuiging, dat de mensch een hoogere bestemming heeft, aan welke overtuiging in het Evangelie het zedelyke zeer nauw gekoppeld wordt, in welk verband het zedelyke daar een centrale beteekenis krygt. De een kan meer voelen voor het standpunt van den medicus-psycholoog Garus, die zegt, dat in menschen een ‘Ahnung’ van een hoogere ontwikkeling geboren kan worden, een ander kan meenen hier met een illusie te doen te hebben. Men zou ook kunnen zeggen, wat voor den een werkelyk een ‘Ahnung’ is, is voor den ander slechts een illusie. De een gelukt het werkelyk ryk te worden, voor een ander blyft het steeds een wensch, een droom enz. Maar dan komen we nog meer op hypothetisch terrein en daarom wil ik dat laten rusten.
In de Bybelsche gestalten voel ik altyd sterk het heroische, treffend wordt Jezus dan ook genoemd de leeuw uit Juda's stam.
De zedelyke schoonheid wordt niet dan door moed verkregen.
Dat in de massa van een en ander vaak een goedkoop zaligheidsinstituut wordt gemaakt of een verpapping van wat niet kan, kan my weinig interesseeren. Als ik merk wat men hier bv. alzoo op romangebied mooi vind, dan stop ik maar liever.
Het wil my voorkomen, dat bv. Nietzsche door allerlei massaverschynselen niet is doorgedrongen tot het inzicht dat ik bedoel.
Wanneer het niet teveel van uw tyd gevraagd is, zou ik het wel zeer op prys stellen uw meening hierover te vernemen.
Met de meeste hoogachting,
Uw dw.
H Bax
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum