Menno ter Braak
aan
R. Herreman
Den Haag, 25 oktober 1935
den Haag, 25 Oct. 35
Pomonaplein 22
Amice Herreman
Je brief van 20 dezer heeft mij en mijn collega's overtuigd van de volstrekte onmogelijkheid om een gezamenlijke verklaring op te stellen. Aangezien ik van Roelants noch Gijsen iets hoorde, neem ik aan, dat zij met je brief, wat de betreft de weigering te onderteekenen, accoord gaan.
Ik zend je nu hierbij een doorslag van de verklaring, die de Nederlandsche redactie in het November-nummer zal publiceeren. Zooals je daaruit zult kunnen opmaken, blijven wij erbij, dat een noodzakelijk minimum, ook wat de feiten betreft, volstaan kan, al zijn wij het er niet met je over eens wat de hoeveelheid van dat minimum betreft. Ik zend je dezen tekst vooraf, in de verwachting en het vertrouwen, dat een verklaring van Vlaamsche zijde in denzelfden geest zal zijn gesteld. Om de soberheid nog te vergrooten, hebben wij op verzoek van Van Vriesland de passage over de katholieke zedeleer nog laten vervallen; het is ons trouwens nooit duidelijk geworden, waar die ‘zede’ precies in botsing komt met het stuk van Varangot.
Op de details van je brief ingaan, heeft nu niet veel zin meer; ik begrijp, dat je andere accenten zoudt willen leggen dan wij, maar het is juist daarom, dat wij nu maar liever een verklaring voor ons alleen afleggen (aannemend, dat de accentwijzigingen der katholieken nog heel wat meer plaats zouden beslaan!). Alleen dit: je opvatting van van Vrieslands rol in dezen is onjuist. Van Vr. heeft op de eerste vergadering over de quaestie in Rotterdam, waar jij, als ik het wel heb, ontbrak, uitdrukkelijk verklaard, dat hij zich in ieder geval met mij solidair zou verklaren, wanneer ik na overleg met mijzelf tot het inzicht zou komen, dat wij aan de plaatsing van Virginia moesten vasthouden. Dat hij later een ander standpunt innam, is geen gevolg van andere opvattingen over deze solidariteit tegenover het Vlaamsche katholieke standpunt, maar van een volgens hem ongemotiveerde inmenging van Du Perron in deze aangelegenheid; een zuiver-interne zaak dus van de Ned. redactie. Daarom kan v.Vr. deze verklaring geheel onderschrijven en ook metterdaad onderteekenen.
Wil de copie van onze verklaring aan je collega's doorzenden. Ik zou het uiteraard op prijs stellen, ook vooraf inzage te ontvangen van ev. verklaringen van Vlaamsche zijde.
m.v.gr.
Doorslag: Den Haag, Letterkundig Museum